Categorie archieven: Achtergrond

Hoe een progressieve kostschool de broedplaats van voetbal in Nederland werd

Er werd al tientallen jaren eerder gevoetbald in Nederland dan altijd is gedacht. Dat is de conclusie van Jan Luitzen die onlangs aan de Radboud Universiteit promoveerde op zijn onderzoek naar de introductie van Engelse sporten op kostschool Noorthey in Veur, nu Leidschendam. Hij ziet zijn proefschrift vooral als het startpunt van een zoektocht op nog grotendeels onontgonnen terrein.

Na maandenlang spitten in brieven van leerlingen aan hun ouders heeft Jan Luitzen eindelijk zijn gouden vondst te pakken. Met trillende handen leest hij het nog eens en nog eens. ‘Nu zal ik U eens vertellen wat er op maandag geschied is. Toen in het begin van het eerste speeluur kwam de Engelsche meester naar mij toe en zeide: ‘We play foot-ball today’.’ Dat schrijft de 13-jarige Cornelis Gülcher op 8 oktober 1864 vanuit Noorthey aan zijn vader over het spel waarbij tegen een met leer omhulde bal wordt geschopt. „Een bewijs dat staat als een huis”, aldus Luitzen.

Cornelis Gülcher, die in 1864 scheef over voetbal aan zijn vader, in circa 1868, dan 18 jaar oud. Bron: Fotocollectie RKD, Nederlands Instituut voor Kunstgeschiedenis, Den Haag

Kritiekloos
Met zijn onderzoek is de vroege historie van voetbal en andere Engelse sporten in Nederland flink overhoop gehaald. Al meer dan honderd jaar wordt kritiekloos het verhaal van Pim Mulier herkauwd: de sportpionier die in september 1879 de Haarlemsche Football Club zou hebben opgericht. Onderzoeker Nico van Horn slaat in 2004 als eerste een deuk in die theorie. Luitzen en historicus Wim Zonneveld doen de rest: HFC stamt op zijn vroegst uit 1882-1883. Het duo reconstrueerde de afgelopen jaren de vroegste periode van het cricket en voetbal in Nederland. Bij dat onderzoek stuitten zij ook al op Noorthey als broedplaats voor Engelse sporten.

Voor Luitzen een reden om verder in de geschiedenis van die school te duiken. Na de Onderwijswet van 1863 worden op Noorthey jongens uit de protestantse elite klaargestoomd voor het behalen van een diploma aan de hbs of het gymnasium. Maar op het internaat kunnen ze ook kennismaken met telgen uit andere gegoede families, om zo een goede basis te leggen voor later succes in het zakenleven of het openbaar bestuur. Dat Noorthey zo’n vruchtbare voedingsbodem is voor de introductie van Engelse sporten heeft volgens Luitzen verschillende oorzaken. „Allereerst was Petrus de Raadt een progressieve directeur, die het belangrijk vond dat de leerlingen dagelijks een paar uur naar buiten konden voor sport en spel. Daarnaast was er de aanwezigheid van docenten uit Engeland, die hun enthousiasme voor sport meenamen, én de materialen.”

Voetbalvirus slaat over
Noorthey stelt vaak jonge native speakers aan als docent Engels. Die introduceren hun favoriete sporten en spelen zelf ook mee. Dat begint met cricket, hockey en rounders (een soort honkbal) in 1845 en later volgt ook voetbal. Het is Henry Atwell die in 1854 waarschijnlijk voor het eerst met een voetbal op de proppen komt, al is bewijs daarvoor vooralsnog indirect. Het voetbal komt en gaat op Noorthey in de decennia die volgen. Zo schrijft leerling Charles Enschedé in 1873 in de schoolkrant: ‘…football, het wordt niet vaak hier gespeeld, daar het niet alleen mij maar ook d’anderen verveelt’. „Die Enschedé was wel een mannetje, hoor”, stelt Luitzen. „Er was ook tussen de leerlingen een sterke hiërarchie. Als een paar invloedrijke jongens voetbal niets vonden, werd het een tijd niet gespeeld.”

Football, het wordt niet vaak hier gespeeld, daar het niet alleen mij maar ook d’anderen verveelt

Pas bij de komst van weer een nieuwe Engelse leraar, John Joseph Helsdon Rix in 1877, slaat het voetbalvirus definitief over op de leerlingen. En die staan, zodra ze de school hebben verlaten, aan de wieg van vele cricket- en voetbalclubs in de grote steden. Luitzen: „In de jaren tachtig wordt sport een jongensding, iets voor scholieren, met ook daar oud-Noortheyenaren die initiatieven nemen of zich bij initiatieven van anderen aansluiten. Voor hen is sporten een vorm van rebellie, van vrijheid. Ontsnappen aan het gezag van hun ouders en de school, met kleurrijke outfits aan en Engelse termen schreeuwend. Het waren de provo’s van hun tijd.”

Vruchtbare grond
Met zijn spitwerk heeft Luitzen vooral vruchtbare grond blootgelegd voor verder onderzoek. Hoe kan het bijvoorbeeld dat oud-leerlingen van Noorthey in de jaren zeventig en tachtig wel cricket- en voetbalclubs oprichten, terwijl het op de school zo populaire hockey geen direct vervolg krijgt? Ook interessant is de vraag wat er op andere kostscholen gebeurde, bijvoorbeeld in Oirschot, Vianen en Noordwijk, waar mogelijk ook al vroeg werd gesport. „Ik verwacht niet dat mijn onderzoek over tien jaar achterhaald is, maar wel aangevuld met een aantal hoofdstukken.”

De sleutel daarvoor ligt volgens Luitzen bij familiearchieven in de brieven die leerlingen en hun ouders naar elkaar verstuurden. „De jongens moesten elke week een brief schrijven naar huis, er is dus heel veel gecorrespondeerd. De vaders waren doorgaans druk met poen verdienen, dus veel van de brieven zijn geschreven en gericht aan de moeders. Ik wil daarom een document maken met zoveel mogelijk familienamen van vaders en moeders van leerlingen, om verder onderzoek makkelijker te maken.”

Rene Waning

Doelsaldo en doelgemiddelde

Lange tijd is niet het doelsaldo, maar het doelgemiddelde bepalend geweest voor de eindrangschikking bij een gelijk aantal punten. Pas vanaf het seizoen 1970-1971 werd het doelsaldo de norm in het profvoetbal. De amateurs volgden nog wat later, in 1974. In de ranglijsten tot het seizoen 1969-1970 is op deze site daarom het doelgemiddelde opgenomen in de laatste kolom.

Hoewel het doelgemiddelde dus al bijna vijftig jaar niet meer wordt gebruikt, is de term kennelijk zo ingeburgerd dat deze nog steeds met enige regelmaat wordt gebruikt als in feite het doelsaldo wordt bedoeld. Dat maakt het extra verwarrend, omdat het wel degelijk twee verschillende dingen zijn.

Het is een logische keuze geweest om over te stappen op het doelsaldo (aantal doelpunten voor minus het aantal doelpunten tegen). Bij het doelgemiddelde (aantal doelpunten voor gedeeld door het aantal doelpunten tegen) is het belang van een goede verdediging namelijk veel belangrijker dan bij het doelsaldo. Voor het propageren van aanvallend voetbal is het doelsaldo aanmerkelijk beter.

Het doelsaldo voelt bovendien een stuk eerlijker. Het lijkt erg onnatuurlijk dat 30 doelpunten voor en 15 tegen (doelgemiddelde: 2,0) beter scoort dan 60 doelpunten voor en 35 tegen (doelgemiddelde: 1,71). Een juiste keuze dus van de spelregelmakers. Het is hooguit opmerkelijk dat het zo lang heeft geduurd, voordat deze verandering werd doorgevoerd.

Uit het Nieuwsblad van het Noorden (27 mei 1969, via Delpher.nl)

De protestcommissie

Een typisch aspect uit de Nederlandse voetbalcultuur is de mogelijkheid om na afloop te protesteren tegen een uitslag. Een fenomeen dat tot in de jaren zestig bleef bestaan. In 1961 werd eerst in de Eredivisie de mogelijkheid tot protest afgeschaft. Twee later volgden de overige profcompetities en de zondagamateurs en weer wat later de zaterdagamateurs en het voetbal in de afdelingsbonden. Het kwam dan ook vaak voor dat een uitslag die na negentig minuten op de borden stond uiteindelijk anders in de boeken verdween.

Met name al dan niet terecht toegekende doelpunten en al dan niet toegekende strafschoppen waren een bron van protesten. Het gebeurde regelmatig dat na afloop van de wedstrijd een veldspeler en de keeper van de tegenpartij terugkeerden naar het veld om alsnog een strafschop te nemen, als één van de teams recht meende te hebben op een strafschop. Voor het geval het protest later zou worden toegewezen werd daarom vast een strafschop genomen.

Om het nog ingewikkelder te maken is er ook lang onenigheid tussen protestcommissie en (K)NVB bestuur over wie nu het laatste woord had. Er was in enige jaren een beroepsmogelijkheid bij het bestuur. Zelfs is het wel voorgekomen dat een protest uiteindelijk in de algemene jaarvergadering is afgerond. Notulen van bestuursvergaderingen en ledenvergaderingen bieden soms als enige het definitieve antwoord.

Het is een intrigerend onderdeel van onze voetbalhistorie, maar het zal duidelijk zijn dat het voor het vastleggen van de historie soms wel erg lastig is de juiste uitslag te vinden. Zeker als een uitslag pas veel later definitief werd. Zoals in het geval van Go Ahead – AGOVV uit februari 1928, waarvan de uitslag pas eind juni definitief is vastgelegd. Op een moment dat de definitieve eindstand dus al was gepubliceerd in de bondsorganen.

Het lijkt een zekerheid dat er her en der op deze site nog onjuiste uitslagen staan. Voor de speurneuzen onder u wellicht een mooie uitdaging. We houden ons graag aanbevolen voor correcties.

(Met dank aan: Jan Gert Bosman voor het vinden van het artikel en Laszlo Scheltens voor de nadere toelichting op de werking van de protestcommissie.)

Go ahead agovv