1917-1928 – Blauw Wit
Als er zich in 1911 een bijna-ramp voltrekt op Oud Roosenburgh bij de interland Nederland-Engeland is het duidelijk dat Amsterdam een écht stadion moet krijgen. In 1914 is het gereed. Het stadion van architect Harry Elte aan de zuidkant van de stad wordt opgetrokken uit baksteen en kan bijna 25.000 toeschouwers herbergen. Het heeft aan de lange zijde rechte tribunes, waarvan de hoofdtribune overdekt is en twee rond lopende tribunes aan de korte zijden. Voor de karakteristieke hoektorens doet Elte inspiratie op bij het Olympisch Stadion van Stockholm.
Aanvankelijk is na de opening in 1914 VRC (als opvolger van RAP) de bespeler van wat in de volksmond simpelweg “Het Stadion” wordt genoemd, maar voor die club blijkt het al snel veel te groot. Daarna is het het nationale stadion voor interlands en grote wedstrijden, waaronder bekerfinales, belangrijke Amsterdamse derby’s en kampioenswedstrijden. Later krijgt het stadion in tweedeklasser Blauw Wit een vaste bespeler. In 1917 is er met de promotie van Blauw Wit eindelijk eerste klasse-voetbal te zien in het Stadion. Tot de afbraak in 1928 blijft het de thuishaven voor Blauw Wit.
Dat het stadion al in 1928 weer wordt gesloopt heeft twee redenen. Het zou aanvankelijk worden uitgebreid voor de Olympische spelen van 1928, maar dat blijkt niet mogelijk, zodat pal tegenover het stadion het nieuwe Olympisch Stadion verrijst. Bovendien is de uitbreidingsdrift van Amsterdam dusdanig groot, dat de plek nodig is voor nieuwe woningen. Het eerste nationale stadion van Nederland heeft dus uiteindelijk – helaas – slechts veertien jaar bestaan. Wel leeft het voort in het Stadionplein, dat dus niet is vernoemd naar het Olympisch Stadion, maar naar het oudere broertje aan de overzijde.
CC-BY Kadaster 2016